Tekeningen en aquarellen van André Gouw

okt 31, 2014

Kunst van Andre Gouw in de tijdlijn van het Hoogovensmuseum

De komende maanden toont André Gouw veertien terreinstudies. Rails en rollend materieel vormen het voornaamste thema. De tekeningen en aquarellen ontstonden in de periode 1988-1995 op het toenmalig Hoogovensterrein. Zij vormen een selectie uit een reeks van ruim honderd ter plaatse gemaakte studies.

André Gouw, vrij naar Le dejeuner sur l’herbe van Manet

De kunstenaar André Gouw:
Ik ben nooit in dienst geweest van het bedrijf en dus net als Martin Vink, met wie ik samenwerk, geen Hoogovenaar. Daar zijn er niet zo veel van in ons museum. De interesse voor Hoogovens stamt uit mijn prille jeugd. Ik herinner mij zomerse tochtjes, begin jaren vijftig, achterop de fiets bij vader of moeder richting IJmuiden. De sluizen over en onderlangs Hoogovens naar Velsen noord. De zuidkant werd begrensd door hoge hekken en muren, waarachter zich (zeker voor een kind) geheimzinnige processen afspeelden. Vreemde intrigerende geluiden en geuren, afkomstig uit reusachtige fabrieken en hoge schoorstenen. Het voelde als de aanblik van een onbekende ontoegankelijke stad. Natuurlijk ben ik mij bewust van het feit dat hersenen de neiging hebben het verleden te vervormen. Toch staat een beeld uit die herinnering mij nog altijd helder voor ogen: een muur waar uit ’n plotseling eindigende leiding stak, er ontsnapte stoom en er druppelde water op de grassen er onder (in deze tijd bijna ondenkbaar).

In die tijd was er altijd wel iemand in de familie die bij Hoogovens werkte. In dit geval oom Theo die als bouwkundig tekenaar op verjaardagen en tijdens familiebezoeken mijn belangstelling voor het bedrijf met zijn verhalen wakker hield. Bouwkundig en technisch tekenen leek mij wel wat, maar al dat erbij horende gereken stond mij tegen. Als gevolg van aantoonbaar kunstzinnig talent (dat beweerden ze op school) lag de keuze voor de hand: reclametekenen of iets in het grafisch vak. Het werd de Amsterdamse grafische school en als graficus kwam ik te werken bij Johan Enschede in Haarlem (van de bankbiljetten en postzegels). In 1968 begon de vrije kunst een steeds belangrijker plaats in te nemen. Ik schilderde al op mijn veertiende, daar lag mijn diepste interesse, daarom stond het voor mij vast: opnieuw kiezen, maar dan voor de kunst. In 1974 nam ik op aanraden van mijn vrouw en een vriend het besluit om full time te gaan schilderen. Veertien jaar later zijn de Hoogovens terug, maar nu als inspiratiebron. Via Leo van der Maarel en later Henk Slingenberg kreeg ik toestemming om mij op het bedrijfsterrein artistiek uit te leven. Dit vormde uiteindelijk de basis voor mijn “project Hoogovens”. ter plaatse ontstond een groot aantal getekende studies die ik thuis in het atelier uitwerkte tot schilderijen van wisselend formaat. Het project bevat op dit moment ruim twee honderd werken. In 1988 maakte ik op het fabrieksterrein de eerste en in 2003 de laatste ondersteunende schetsen. In 2005 is het mijn vriend Aad Molenkamp (zelf allang werkzaam bij Hoogovens, het laatst bij H.T.S.) die mij uitnodigde om samen de kunst bij de SIEHO te gaan bekijken. Hij vond dat wel wat voor mij, bovendien werkte daar aardige mensen en dat klopte. Behalve een interessante collectie kunstwerken waarin voor een deel de geschiedenis van Hoogovens is terug te vinden, kreeg ik toegang tot het archief. Daar trof ik mappen met foto’s waarop alle op mijn schilderijen en tekeningen weergegeven fabrieken en installaties van railvervoer tot Hoogovens en staalfabrieken stonden afgebeeld. Ik waande mij in een paradijs voor industrie schilders. Ondanks mijn twee linkerhanden (schilderen doe ik ook links) voel ik me als niet technicus op mijn plaats tussen de technici. Mijn belangstelling voor de bèta kant van mijn geschilderde en getekende onderwerpen werd er door versterkt. Ik vond en vind er nog steeds antwoorden op mijn vragen. Tijdens de verdere uitwerking op mijn atelier drong ik dieper in mijn onderwerpen door en nam het ontzag voor de werkers, ontwerpers en bouwers verder toe. Terugkijkend op de tijd dat ik op het terrein werkte, stel ik vast dat met name railvervoer en het daarbij horende spoorwegnet de meeste studies heeft opgeleverd. Er is bijna geen schilderij of tekening zonder rails. Mijn aanwezigheid in het museum is dubbel, in de praktijk ben ik nog steeds kunstschilder en daarnaast hoeder van de kunstcollectie. In de eerste plaats gaat het om een technisch museum, maar dan wel met een rand kunst. Het kan niet anders of dat schuurt zo nu en dan. Het correct beschrijven van de vele kunstwerken, zo’n vijfhonderd, lijkt eenvoudiger dan het is. Met name het vaststellen van de door de verschillende kunstenaars gehanteerde technieken vereist grote zorgvuldigheid. Dit alles maakt het voor mij de moeite waard. De kers op de taart is de opwinding die bezit van je neemt als er zo nu en dan een nieuw verworven of verloren gewaand kunstwerk opduikt.

Zie ook de website van André: www.andregouw.nl