Ruwijzergietmachine
In de eerste vierentwintig productiejaren had Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken N. V. (KNHS) nog niet de beschikking over een ruwijzergietmachine. Deze machine kwam pas in november 1948 in bedrijf op het zuidelijk deel van het ijzerpark. Hier werden ruwijzer broodjes voor ijzergieterijen gemaakt. Tot die tijd werd het vloeibare ruwijzer uit de hoogoven afgetapt en voor stolling uitgegoten via in het zand uitgegraven goten, en verder via zijgootjes in de vorm van een soort kam. Als het ijzer gestold was werd met een kraan de ‘kam’ getild, waarna men de ’tanden’ (gietelingen in gelijke lengten) gemakkelijk van de ‘kam’ kon losbreken. Deze meestal onregelmatig gevormde brokken waren bestemd voor de klant. Werd er bij KNHS dus gesproken over de kam met tanden, het verhaal gaat dat in Engeland daarentegen men het ruwe ijzer pig-iron noemde en dat is dan ook altijd zo gebleven. Ook hier gebruikten de smelters voor het aftappen van de hoogoven een goot met zijgoten. Men zag de hoofdgoot als een zwijn (pig) en de zijgootjes als de biggetjes (piggies) die aan de zeug zogen. Zo is men daar dus het woord pig-iron gaan gebruiken voor het gewone ruwijzer.
De 2e ruwijzergietmachine komt in april 1960 in bedrijf en heeft dienst gedaan tot 2 juli 1968.
Lees meer in Historisch Hoogovens nr 18.